Is het recht krom?

Maatschappelijk

Vandaag staat op de FB-pagina van Elsevier Weekblad dat een op de vijf Turkse Nederlanders wordt verdacht van fraude met uitkeringen, bijvoorbeeld omdat ze een huis bezitten in Turkije en dat niet melden. Gemeenten mogen geen bureaus inschakelen die alleen in Turkije vermogensonderzoek doen: dat is discriminatie, oordeelt de rechter.

Eveneens vandaag lezen we op de FB-pagina van WNL dat een raadslid van de gemeente Bloemendaal aantoont dat de gemeente liegt en een taakstraf krijgt opgelegd omdat ze de geheimhouding zou hebben geschonden.

De essentie van beide zaken gaat over de toepassing van wettelijke bepalingen, meer in het bijzonder welke bepalingen prevaleren in gevallen waar de wet wordt overtreden.

In de zaak van de Turkse Nederlanders die kennelijk massaal frauderen met uitkeringen, is evident sprake van fraude. Dat is bewezen en staat dus vast. Gemeenten reageren daarop maar worden teruggefloten door (verschillende) rechters die de fraudeurs, die zich beroepen op discriminatie, in het gelijk stellen. Hoe werkt de wet in dezen en kan bewezen fraude werkelijk worden ‘overruled’ door een beroep te doen op discriminatie?

Allereerst zou moeten worden vastgesteld of er werkelijk is of wordt gediscrimineerd en zo ja, wat het effect daarvan zou kunnen of mogen zijn op de vervolging en bestraffing van de fraude. Ieder weldenkend mens zal waarschijnlijk nooit fraude kunnen of willen ‘maskeren’ met een beroep op discriminatie. Hoe kunnen rechters de wet dan wél zo interpreteren?

Hetzelfde is min of meer van toepassing op het raadslid in Bloemendaal dat tot een taakstraf is veroordeeld omdat het raadslid openbaar maakte dat de gemeente een inwoner jarenlang onterecht heeft tegengewerkt. Het raadslid deed dit overigens nadat het dossier kort voor haar openbaarmaking door het gemeentebestuur ‘geheim’ was verklaard.

Ook nu weer heeft te gelden, wat prevaleert en hoe komt een rechter tot deze uitspraak? Primair zou moeten worden vastgesteld of de zogenaamde geheimhouding terecht is. Het enkele etiket ‘geheim’ maakt een dossier immers nog niet geheim. Anderzijds moet het publieke belang in ogenschouw worden genomen en als, zoals in dezen vaststaat, de gemeente ‘onrechtmatig’ heeft gehandeld, zou dat niet elke geheimhouding moeten opheffen? Hoe kan een rechter ook nu weer de wet zo interpreteren dat het raadslid een, weliswaar voorwaardelijke, taakstraf krijgt opgelegd?

Ik meen te mogen vaststellen, dat onze wet en daarin opgenomen bepalingen deugdelijk zijn, heel deugdelijk zelfs, maar dat de toepassing door de onderhavige rechters schromelijk tekort schiet respectievelijk, dat ze de wet op een ‘eigen wijze’ misschien wel oneigenlijke wijze interpreteren. Het is node tijd om hier iets aan te doen door opleiding en een toetsingskader (over het functioneren) in te voeren en zo nodig zelfs, wettelijk hard vast te leggen dat fraude altijd voor discriminatie gaat en ook dat geheimhouding nooit strijdig mag zijn met het algemene en publieke belang.

Het recht is nochtans volgens mij echt niet krom, maar uit bovenstaande voorbeelden valt andermaal op te maken dat de kundigheid en in dezen (vrijwel zeker) de ideologische oriëntatie van de verschillende betrokken rechters, de toepassing van het recht helaas wel ‘krom’ maken.
Dat moet hoognodig veranderen!


« terug